Ype Cuperus |
30.1 De bouwkunde volgens Ackermann 289
30.2 De bouwkunde in Delft 289
30.3 Verschillende ordeningen 290
30.4 Ordening van de bouwbibliotheek 290
30.5 Ordening van het bestek 290
30.6 Ordening naar besluitvorming 290
30.7 Ordening met behulp van integratie 291
30.8 Ordening naar beslissingen 291
30.9 Literatuur 291
Het ontwerp van de gebouwde omgeving kan op verschillende manieren tot stand komen. Het wordt pas gebouwde omgeving nadat het gebouwd is. Een idee moet worden vertaald in materiaal en de materialen moeten worden samengebracht tot een gebouw. De volgende hoofdstukken werpen daar hun licht op, ieder vanuit hun eigen perspectief. Het eerste hoofdstuk, 'De Bouwknoop' gaat in op de technische ordening van het gebouw, door de aansluiting der delen, de interface goed te regelen. Het biedt een kader voor de inleidingen over het ontwerpen van draagconstructies van gebouwen, voor het technisch onderzoek van gebouwinstallaties en voor methoden van productontwikkeling en computergebruik.
Naast de ordening volgens de bouwknoop worden er ook andere ordeningen gebruikt, voor ieder doel een andere. Om de bouwknoopordening in een groter geheel te kunnen plaatsen wordt er eerst een overzicht gegeven van verschillende technische ordeningen van het bouwvak. De wijze waarop de afgelopen dertig jaar het bouwtechnisch onderwijs in Delft heeft plaatsgevonden geeft hiervan een interessant overzicht, dat aangeeft hoe de gekozen ordening bepaald wordt door de tijd waarin ze toegepast werd en het doel dat de ordenaar voor ogen stond.
Omdat ook deze opsomming niet aan een ordening ontkomt kijken we eerst naar een opdeling van het bouwvak, die eenvoudig en overzichteiljk is.
Het boek 'Grundlagen für das Entwerfen und Konstruieren' van Kurt Ackermann verdient veel waardering omdat het in 150 pagina's heel veel facetten van het bouwtechnisch ontwerpen duidt. Hij noemt een ruimtelijke ordening (planning, ontwerp, maatsystemen), functie (plaatsing der functies ten opzichte van elkaar en hun verbindingen met gang, trap en lift), draagconstructies, verdeeld naar samenstellend principe (kolom versus dragende muur), gebouwtype (hoogbouw – laagbouw), maar ook bouwdeelgroep (fundering, dak, gevel, enzovoort) en materiaal (hout, staal, beton, enzovoort). Bouwfysica en bouwkundige aansluitingen en installaties. Hij besluit met het onderwerp 'vorm'. Het is een didactische benadering van het bouwvak, samengevat door één persoon, waarbij de techniek voorop staat, die uiteindelijk tot een vorm leidt (Ackermann, 1983).
Ieder onderwerp uit de ordening van Ackermann heeft in Delft zijn eigen specialisten, die met zijn allen het bouwtechnische onderwijs en – onderzoek verzorgen. Enkele historische feiten illustreren de ordening van de bouwkunde in Delft.
Tot 1975 kende de Afdeling der Bouwkunde vijf bouwtechnische 'secties', waarbij drie voor 'Bouwconstructies' die de jaarindeling volgden (eerste en tweede jaar; derde jaar; vierde en vijfde jaar), de Sectie Utiliteitsbouw, die onderverdeeld was naar constructiemateriaal (beton, staal, hout) en de Sectie Toegepaste Mechanica.
De laatste twee secties waren meer onderwerpgericht en bedienden alle jaren.
In 1977 definieerde Dijkstra de 'integratieniveaus', waarbij het eerste integratieniveau de basiskennis betrof (zoals toegepaste mechanica, bouwfysica) en het tweede integratieniveau de kennis en de vaardigheid om de diverse bouwconstructieve disciplines op het niveau van een gebouw te integreren. Dijkstra doceerde het tweede integratieniveau in de legendarische projectencolleges, waarin in acht achtereenvolgende weken het ontwerp en de uitvoering door betrokken uit de praktijk werd uitgelegd.
In de tachtiger jaren is er een vereenvoudigde vakgroepstructuur, gekoppeld aan afstudeerrichtingen ingevoerd, waarbij bouwfysica en installaties (en tijdelijk bouweconomie) met de genoemde secties de Vakgroep AST, Architectonische en Stedebouwkundige Technologie vormden. Deze op onderwijsorganisatie gebaseerde indeling werd ingevuld door elkaar opvolgende hoogleraren en medewerkers, die veelal hun sporen in de praktijk verdiend hadden en niet in onderzoek of onderwijs.
In de loop der tijd veranderden leerstoelen. Zo werd de leerstoel 'Materialisatie en Beeldvorming' (Zwarts) gewijzigd in 'Productontwikkeling' (Eekhout). De indeling naar integratieniveaus werd steeds in het onderwijs gehanteerd, terwijl door het veranderen van de leerstoelopdrachten op nieuwe ontwikkelingen in de praktijk gereageerd kon worden. (Van der Woord,19@@)
In het licht van bovenstaande is het begrijpelijk dat de bouwkunde in Delft minder eenvoudig en maar veelzijdiger is dan de bouwkunde volgens Ackermann en een betere afspiegeling vormt van de vaak chaotische - en in verandering zijnde praktijk van het bouwen.
Omwille van de beschrijving van de methodologie in de bouwtechniek mogen de volgende namen en gebeurtenissen niet onvermeld blijven.
De Nederlandse Bouw-documentatie (NBD) is een losbladig systeem van productinformatie. Hierin wordt het SfB classificatiesysteem gebruikt. De NBD zegt daarover: 'Het is een classificatiesysteem voor alle in het bouwproces relevante informatie. Dit systeem werd in 1950 in Zweden ontwikkeld en is internationaal aanvaard'. Het deelt het bouwproces op in: onderbouw, bovenbouw, afbouw, afwerkingen, installatievoorzieningen, vaste inrichtingen, losse inventaris en terrein.
Alle 'voor het bouwproces relevante informatie' wordt in een van deze groepen ondergebracht. Hier hoort een uitgebreide letter/ cijfer codering bij. (NBD, 1999)
De STABU (Standaardbestek voor de burger en utiliteitsbouw) hanteert haar eigen systeem tot de indeling van producten. Deze is gebaseerd op de het maken van het geschreven bestek.
Kenmerkend voor productindelingen is dat bij een consequente doorvoering de rubriek 'Algemeen' gestaag groeit, omdat heel veel onderdelen of in niet een rubriek passen of in meerdere. Bijvoorbeeld: hoort de zonwering bij zonweringen, omdat het een zonwering is, of bij gevelsystemen, omdat het door de gevelleverancier aangebracht wordt of bij aluminium omdat het aluminiumonderdelen bevat, waarvoor in het bestek algemene voorwaarden genoemd worden? (STABU, 1999)
Om orde te scheppen in de groeiende hoeveelheid bouwkundige informatie gebruikte Gout, bouwtecniekhoogleraar in de zeventiger jaren, een onderscheid naar 'scheiden', 'dragen' en voorzieningen', gekruist met een indeling naar 'functie', 'materiaal' 'constructie'. Na 1979 werd dit systeem niet meer gevolgd en verschenen er weer traditioneel opgezette collegedictaten, over bouwkundige principes en –oplossingen.
Een andere ordening is die naar besluitvorming. In plaats van de bouw op te delen naar dingen is er ook veel voor te zeggen de bouw op te delen naar partijen die over de dingen beslissen. Deze gedachte werd voor het eerst in het begin van de zestiger jaren uitgewerkt door Habraken en de Stichting Architecten Research in Eindhoven, waarbij 'drager' en 'inbouw' gedefinieerd werden. De drager is dat deel van het gebouw is waarover de bewoner geen zeggenschap heeft en de inbouw is deel is waarover de bewoner het wel voor het zeggen heeft. (Habraken, 1963)
Van Randen bouwtechniekhoogleraar van 1973 tot 1991, heeft deze besluitvormingsindeling verder uitgewerkt en heeft het bouwproces omschreven met het 'spaghetti-effect': trek aan een sliert en alles komt oncontroleerbaar in beweging. Omdat beslissingen van partijen uiteindelijk uitmonden in beslissingen over materiaal werd 'ontkoppeling' der bouwdelen voorgesteld, door spelregels voor de plaats en de maat der bouwdelen voor te stellen. (Van Randen, 1973)
Dit heeft geleid tot uitgebreid onderzoek naar modulaire coördinatie in de woningbouw. Hieraan lag een indeling naar 'bouwdeelgroepen' ten grondslag. De bouwdeelgroepen waren: bouwmuren, vloeren, daken, gevels, scheidings- en voorzetwanden, uitrustingen, leidingen en ruimten. Door per bouwdeelgroep regels af te spreken over de maat (veelvouden en delen van 30 cm) en plaats (op een denkbeeldig rooster) zou de speelruimte der partijen precies bekend zijn en daarmee zou de bouw efficiënter worden. (NNI, 1981)
De bouwdeelgroepindeling, bedoeld voor de ordening van het bouwproces werd ook in het onderwijs gebruikt. De bouwtechniek werd uitgelegd op 'dubbelpagina's, waarbij op de linker pagina de algemene overwegingen vermeld stonden en rechts specifieke oplossingen. (Van Randen, 1978)
De Bouwknoop studies van de OBOM Onderzoeksgroep bouwen voort op de gedachte dat de ontkoppeling der partijen en dus een transparante besluitvorming, geholpen is met afspraken over de aansluiting, de interface (Cuperus, 2000).
Moeten we de bouw ordenen door ontkoppeling? We kunnen dan steeds meer delen en partijen onderscheiden. Of juist door 'integratie'? Brouwer, bouwtechniekhoogleraar van 1991 tot 2000, bepleit het laatste. Zo is het mogelijk door slim te ontwerpen, functies in bij voorbeeld een gevelpaneel te combineren. Door de borstwering van een gevel te voorzien van een gecombineerde, onafhankelijk van de rest van het gebouw werkende verwarming/ koeling/ zonwering kan er op grote installaties en het daarbij horende ruimtebeslag van luchtkanalen, het gevolg van het denken in systemen, bezuinigd worden (Brouwer 1999).
Aan het tot stand komen van de gebouwde omgeving ligt een schier eindeloze reeks beslissingen ten grondslag. Trotz, bouwtechniekhoogleraar van 1994 tot 1999, heeft deze beslissingen gerubriceerd en vertaald in een toetslijst, die door de verschillende partijen, onder regie van de architect doorlopen kan worden. Daar de toetslijst in eerste instantie op het proces geschreven is en niet op het eindproduct, is het ongeacht de omvang van het resultaat een lange lijst. (Trotz, 1999)
Het bouwkundig vakgebied kan naar nog veel meer geordend worden, bij voorbeeld naar productiewijze (eenmalig of industrieel), naar plaats (bouwplaats of fabriek), discipline (fundering, gevel, dak, enzovoort), schaal, volgorde, economie, cultuur, tijd, milieu… en nog veel meer.
Alle ordeningen dienen hun eigen doel en omdat de bouw vele doelen dient is geen der ordeningen optimaal.
In de vier volgende inleidingen wordt een ordening voorgesteld, gezien vanuit de besluitvorming (Bouwknoop). Deze ordening biedt een kader voor een discipline-gewijze benadering ('Methodisch ontwerpen van draagconstructies voor gebouwen', 'Technisch Onderzoek Gebouwinstallaties, 'Productontwikkeling' en 'Het ontwikkelen van (computer)gereedschappen.
Ackermann, K. Grundlagen für das Entwerfen un Konstruieren, Stuttgart, 1983
Woord, J. van der, Een kleine historie van het vak op de faculteit, notitie, 19@@
NCA Vakdocumentatie bv, Nederlandse Bouwdocumentatie, Jaarlijkse uitgave, Deventer, 1999
Illustraties
Stichting STABU, Standaardbestek Burger en Utiliteitsbouw, Wageningen 1999
Habraken, N.J. De Dragers en de Mensen, het einde van de massawoningbouw, Eindhoven 1985, voor het eerst gepubliceerd in 1963.
Randen, A. van, De Bouw in de Knoop, Delft 1973
NNI, NEN2883, Regels voor gecontracteerde experimenten met modulaire coördinatie in de woningbouw, Delft 1981
Randen, A. van, e.a. Dakdiktaat, Delft 1978
Cuperus, Y.J. De bouwknoop, Systematisering van de Bouwtechniek, p. 39-52)
Brouwer, J. e.a., De Intelligente Gevel,Delft 1999
Trotz, A. J. Lamme Hand achter Blinde Vlek? Delft 1999