Taeke de Jong, Theo van der Voordt |
1.1. Referenties............................................................. 1
1.2. Trefwoordenregister............................................ 4
1.3. Image search on Internet..................................... 8
1.4. Referenten............................................................ 10
Kennis uit onderzoek kan op verschillende wijzen worden overgedragen, in woord en beeld, via lezingen en tentoonstellingen, in artikel- of boekvorm en elektronisch. Vooralsnog is de meest gebruikte vorm de schriftelijke publicatie in tekst en beeld. Publiceren op CD ROM en Internet maakt echter een snelle ontwikkeling door. Dit kan belangrijke consequenties hebben voor de wijze waarop mensen zoeken naar informatie. In deze bijdrage bespreken we een aantal aandachtspunten voor een optimale toegankelijkheid van kennis uit onderzoek en het verantwoord omgaan met gebruikte bronnen. Voor de gangbare spelregels van schriftelijk rapporteren, zoals duidelijke en interesse wervende titels van hoofdstukken en paragrafen, een helder gestructureerde opbouw en inhoudsopgave, vermijden van onnodig vakjargon, een duidelijke samenvatting etc. verwijzen we naar de handboeken[a] [b]. Het accent in deze bijdrage ligt op adequate verwijzingen naar referenties en het gebruik van trefwoorden.
Voordat we daaraan toe zijn echter eerst kort iets over de wijze, waarop gestimuleerd kan worden dat potentiële lezers kennis nemen van de informatie. Dit begint al meteen met de kaft en titelpagina. Deze geven een eerste indruk van wat de potentiële lezer te wachten staat. Zij vormen daarmee het visitekaartje van de auteur en zijn tekst of beeld. In één oogopslag moet duidelijk zijn waarover het gaat, ook al is het soms aantrekkelijk om de lezer op een ander been te zetten. Vanaf de kaft en titelpagina, de verwijsgegevens (met copyrightbepaling, jaartal, ISBN-nummer, plaats van uitgave en uitgever), de inhouds-opgave, het voorwoord (bijvoorbeeld door een aanbevelende buitenstaander of referent) en de inleiding, wordt de lezer vanuit zijn eigen wereld de wereld van de auteur ingeleid. De schrijver en de lay-outverzorger moeten zich in dat proces inleven en de publicatie vormgeven vanuit de wereld van potentiële lezers (de doelgroep), hun vragen, hun vooronder-stellingen of juist het ontbreken hiervan. Eventuele vooronderstellingen van de lezer moeten worden aangevuld of gecorrigeerd. Daardoor voorkomt men dat potentiële lezers na enige tijd denken 'Waar gáát dit over?'. Een duidelijke tekst op de achterkaft, een trefwoordenindex, een lijst van referenties en verstandig omgaan met voet- en eindnoten zijn eveneens belangrijke voorwaarden om te bereiken dat een publicatie uitnodigt tot lezen.
Het verwijzen naar teksten, afbeeldingen of elektronische publicaties is een belangrijke voorwaarde voor de beoordeelbaarheid van een publicatie. Het geeft de lezer een beeld van de mate, waarin het betoog van de auteur onderbouwd wordt met c.q. getoetst is aan inzichten uit andere bronnen. Verwijzen gebeurt met trefwoorden. De auteursnaam en het jaar van publicatie zijn de belangrijkste. Met deze twee gegevens, bijvoorbeeld (de Jong en Van der Voordt, 2000), wordt in de tekst van een publicatie (citatie) gewoonlijk verwezen naar een literatuurlijst of referentielijst achter in de publicatie. Op die plaats moeten meer trefwoorden per publicatie te vinden zijn, om de lezer in staat te stellen haar op te zoeken in een bibliotheek of te bestellen bij een boekwinkel. Voor Bouwkunde zijn afbeeldingen en elektronische publicaties van groot belang, zodat men in plaats van de kop 'Literatuur' beter 'Verwijzingen' of 'Referenties' kan gebruiken. Dit hoofdstuk wordt gewoonlijk niet mee genummerd met de inhoudelijke hoofdstukken, al zijn daar slechts conventionele en geen rationele redenen voor.
Lijst met referenties
De plaats van uitgave, de naam van de uitgever, het ISBN-nummer en eventueel het webadres (URL) zijn belangrijke trefwoorden om publicaties te kunnen vinden. Als men deze weglaat in de verwijsgegevens of in de lijst met referenties, demotiveert men potentiële lezers om de publicatie op te zoeken en er zelf kennis van te nemen. Wanneer men bijvoorbeeld naar dit artikel (de Jong en Van der Voordt, 2000) en naar dit boek (de Jong, Cuperus en Van der Voordt, 2000) wil verwijzen, kan dit door in de literatuurlijst de volgende gegevens op te nemen:
Jong,
T.M. de; Voordt, D.J.M. van der (2000) Verwijzen en terugzoekbaar maken
In: Jong, T.M. de; Cuperus, Y. ;
Voordt, D.J.M. van der (2000) Methodologie voor Bouwkunde (Amsterdam) Boom.
Jong, T.M. de.; Y. Cuperus; Voordt, D.J.M. van der; red. (2000) Methodologie voor Bouwkunde (Amsterdam) Boom, ISBN 90 5352 1234.
Tijd en plaats staan hier tussen haakjes en scheiden daardoor duidelijk
auteurs, titel en uitgever. Deze literatuurverwijzing is opgemaakt met het
computerprogramma Endnote[c]. Dit database programma is
in universitaire kringen populair en wordt onder meer gebruikt in Maastricht en
Rotterdam. Het nestelt zich als plug-in in de tekstverwerker, houdt alle verwijzingen
bij, bewaart ze voor toekomstige publicaties, geeft toegang tot
literatuur-databases op het Internet en redigeert volgens elke (door iedere
redacteur of uitgever weer anders) gewenste opmaak de referentielijst in het
onder handen document.
Maak een eigen kaartenbak (database)
Bovenstaand literatuurlijstje is eerst in Excel gemaakt en vervolgens
geëxporteerd [d] naar
Endnote.
Het is zeer aan te bevelen vanaf het begin van een studie een
persoonlijke literatuurlijst van gelezen of geraadpleegde boeken en artikelen
bij te houden. Het helpt niet alleen te onthouden waar men wat gelezen heeft,
maar het verlaagt ook de drempel om bij rapportages naar anderen te verwijzen.
In Excel ziet de lijst er als volgt uit:
Reference Type |
Book Section |
Edited Book |
Author |
Jong, Taeke M., de; Voordt, D.J.M. van der |
Jong, Taeke M. de ; Cuperus, Ype ; Voordt, D.J.M. van der |
Year |
2001 |
2001 |
Title |
Verwijzen en terugzoekbaar maken |
Methodologie voor Bouwkunde |
Secondary Author |
Jong, de ; Cuperus ; Voordt, van
der |
|
Secondary Title |
Methodologie voor Bouwkunde |
|
Place Published |
Aamsterdam |
Amsterdam |
Publisher |
Boom |
Boom |
Volume |
|
|
Number of Volumes |
|
|
Per
publicatie (per kolom) kunnen 30 gegevens worden opgeslagen. Die hoeven niet
alle in de literatuurlijst van een boek of artikel te worden opgenomen om de
lezer de publicatie te kunnen laten vinden. Zij bewijzen vooral goede diensten
bij het elektronisch terugzoeken, mits ze goed zijn ingevuld. Het is niet
altijd nodig om álle kolommen in te vullen. Wel is het van belang dat men deze
mogelijkheid open houdt. Men kan dit ook met meer mensen organiseren[e]. Iedere
docent die bij de afstudeerrichting Stedenbouwkunde aan de TUD een boek bestelt,
levert trefwoorden waarmee de inhoud van het boek volgens zijn inzicht
gekarakteriseerd kan worden. Deze worden met de naam van deze recensent aan de
lijst toegevoegd en aan studenten van bepaalde onderwijsmodules ter beschikking
gesteld. Als zij een titel vinden, kunnen ze meteen de docent die deze titel in
zijn boekenkast heeft om advies vragen: 'Is dit een publicatie die antwoord
geeft op mijn vraag?'.
Bij het invullen van zo'n lijst moeten enkele conventies in acht genomen worden om een consequente literatuurlijst te krijgen en om later een computerprogramma zijn werk te kunnen laten doen. Zo moeten de namen van auteurs of redacteurs die samen een publicatie geschreven of geredigeerd hebben, gescheiden worden met een puntkomma (;). Men vermeldt eerst de achternaam van de auteur, zonder voorvoegsels (zoals 'van der') en na een komma (,) de voornamen of voorletters met voorvoegsels (zie het voorbeeld hierboven).
Verschillende referentietypen
De eerste kolom van bovenstaande lijst bevat de standaardveldnamen die een computerprogramma kan herkennen. In
database-termen is iedere volgende kolom een 'record' (kaartje
uit de kaartenbak) met 30 'velden' (gegevens
op elk kaartje)[f]. Het eerste
veld is telkens het referentietype (gaat het om een boek, tijdschriftartikel,
conference proceedings enz.?). Er zijn in dit voorbeeld twee referentietypen
gebruikt. In de eerste kolom (record) is in het eerste veld sprake van een 'Book_Section'. Dit is
een artikel in een boek met artikelen van verschillende auteurs, samengesteld
door redacteuren (genoemd onder 'Secondary Author').
In de rechter rij staat een 'Edited_Book'.
Hierin zijn de redacteuren als 'Author' opgenomen. In de literatuurlijst zijn
zij als redacteuren herkenbaar door de toevoeging 'red.'. Een computerprogramma
als Endnote voegt dit automatisch toe bij een Edited Book, maar niet bij een
referentietype 'Book'.
Dit type heeft alleen een auteur, tenzij zijn boek in een serie past met een
serieredacteur. In dat geval wordt in de kolom 'Secondary Author' deze
redacteur vermeld. Als een Edited Book onderdeel is van een serie met een serieredacteur,
dan wordt deze in het veld 'Tertiairy Author' vermeld.
Endnote onderscheidt 16 referentietypen met hun eigen lay-out-vereisten: Journal_Article,
Book, Book Section, Edited Book, Magazine Article, Newspaper Article,
Conference Proceedings, Thesis, Personal Communication, Computer Program,
Report, Map, Audivisual Material, Artwork, Patent en Electronic Source. Het is
ook voor niet-gebruikers van Endnote interessant om zich van deze verschillen bewust
te zijn. Ieder referentietype maakt op andere wijze gebruik van de beschikbare
velden. Zo wordt bij Conference Proceedings de conferentienaam in het veld
'Secondary Title' genoteerd en de locatie van de conferentie in het veld 'Place
Published'. Iedere uitgever heeft zijn eigen voorschriften om de
literatuurlijst op te maken. Een groot aantal van deze opmaakvoorschriften zijn
bij Endnote en op het Internet digitaal beschikbaar.
Artikel en publicatie
Bij een uitgegeven boek wordt ook een ISBN-nummer
vermeld. Dat is een tiencijferig nummer in 4 groepen waaruit de uitgever (5352
is Boom) en zijn landstaal (90 is Nederlands) valt af te leiden. Als het
ISBN-nummer met een 0 of 1 begint, is het een Engelse uitgever, (3, 4 en 9942
zijn respectievelijk Duitse, Franse en Surinaamse uitgevers, ongeacht de taal
waarin zij uitgeven). Het laatste cijfer is een controlecijfer. De overgebleven
cijfers zijn voor de uitgever en de nummers die hij zijn uitgaven zelf geeft.
Een programma als Endnote kan geen ISBN-nummers vermelden bij Book Sections.
Daarom is het verstandig het Edited Book nog eens afzonderlijk op te nemen. Men
moet dan ook een keuze maken uit de trefwoorden van alle afzonderlijke
artikelen. Verwijst men nu naar verschillende artikelen afzonderlijk, dan
hoeven bij de referentielijst niet telkens opnieuw de gegevens van de
publicatie waarin zij verschenen zijn te worden opgenomen, men kan de artikelen
bovendien via trefwoorden meteen vinden.
Many reference words
A few reference_words per publication is insufficient nowadays. In the library a search for publications can be carried out using author, title, and a few other reference words. This seldom produces the required contents. Edited_Books which are extremely important for students are sometimes characterised using only a few reference words.
These reference words
characterise the whole book, but do not refer to a useful chapter, for anyone
especially a layperson, which summarises the whole field of study. When
carrying out a search in a library, one very quickly chances upon extensive
standard books for this field of study, which as a first point of contact with
the subject for a layperson is too complex. Architecture does not have an unambiguous
nomenclature which in Chemistry for example makes
searching pleasurable. This problem is intensified when carrying out a search
for images (Maps, Artwork) that are of
significant importance for Architecture. An image can say more than a thousand
words, but which words are these? Very often an image can portray a tremendous
amount of concepts in mutual relation (see page Error!
Bookmark not defined.). It is almost impossible to characterise them using
singular reference words. A method has been invented for this in the Faculty of
Architecture's Interactive Image Archive (IAAI, see page 8), which in time will also enable texts to be retrieved in a
more goal-oriented manner. This method is inspired by formal logic (sentence_functions) and the
mathematical concept of function but in a simplified manner. (See page Error!
Bookmark not defined. and Error!
Bookmark not defined.).
Het laatste (hoofd)stuk van een boek kan het best bestaan uit een complete alfabetische lijst van trefwoorden in de eigen publicatie (trefwoordenlijst, register, index). Hoewel niet gebruikelijk, zou zo'n register ook bij een artikel niet misstaan. Aangezien een register per trefwoord naar de opéénvolgende bladzijden verwijst waarop dit trefwoord voorkomt, is het een goede auteursgewoonte om bij het eerste gebruik van een vakterm in de tekst de belangrijkste definities, omschrijvingen of de context daarvan te geven. Men sluit het best aan bij de belevingswereld van de lezer, door eerst een omschrijving te geven en pas daarna (tussen haakjes) de vakterm. Dit kan men ongemerkt, zonder omslachtige zinnen 'en_passant_definiëren', bijvoorbeeld:
'In deze reeks tekeningen
ziet men een proces van toenemende opéénhoping van het bebouwde gebied
(concentratie).'
Concentratie is hier het trefwoord waarnaar de index zal verwijzen. Na zo'n passage kan men deze kortere vakterm gebruiken, omdat de lezer door de index meteen wordt verwezen naar de eerste bladzijde waar de term wordt gebruikt. Daar wordt, als het goed is, de context (bebouwde gebied), omschrijving of definitie (proces van toenemende opéénhoping) gegeven.
Trefwoordenlijst niet onderverdelen
Door de index standaard op de laatste pagina's van de publicatie op te nemen, kan de lezer hem meteen en intuïtief vinden. Hedendaagse tekstverwerkers stellen zo'n index automatisch samen wanneer men de betreffende woorden in de publicatie als indexwoord markeert en de plaats aangeeft waar de lijst moet worden gegenereerd. In deze tekst zijn de gemarkeerde trefwoorden buiten de koppen vet gedrukt. Een index is een alfabetische toegang tot de publicatie, de inhoudsopgave een systematische. Het is dan ook niet logisch om in de alfabetische trefwoordenlijst onderscheid te maken in een 'persoonsregister' en een 'zaakregister'. Dit maakt het terugzoeken onnodig ingewikkeld. Aangezien de tekstverwerker ons daarbij kan helpen, is het de moeite waard ook auteursnamen voor de index te markeren, ook al staan deze reeds verzameld in de referentielijst. Daarmee kan de lezer gemakkelijk terugzoeken waar hij of zij over een bepaalde auteur heeft gelezen. Een auteursnaam kan benut worden als label voor een gedachtegang. Er is veel voor te zeggen om in de index behalve trefwoorden en (plaats)namen ook cruciale bijvoeglijke naamwoorden en (om een werking weer te geven) werkwoorden op te nemen of woorden in een andere taal. Ook deze woorden kunnen gewoon op alfabetische volgorde in de index worden geïntegreerd. Het is dus niet nodig om een afzonderlijk register te maken van b.v. Engelse termen of Latijnse namen. Vergeet niet om ook afbeeldingen terugzoekbaar te maken met trefwoorden. Geef elke afbeelding daarom een titel met cruciale trefwoorden waarnaar de index kan verwijzen. De tekstverwerker kan ook een afzonderlijke lijst met afbeeldingen produceren. Dat is nuttig wanneer men de herkomst auteursrechtelijk moet verantwoorden.
Koptitels
De inhoudsopgave met bladzijde verwijzing voorin het boek of artikel biedt een systematische toegang tot de publicatie en kan de belangrijkste trefwoorden in hun context (de koptitels) bevatten. Ook deze inhoudsopgave kan in een tekstverwerker automatisch met elk gewenst niveau (hoofdstukken, paragrafen, onderparagrafen) gegenereerd worden, mits men de hoofdstuk- en paragraaftitels op het juiste niveau als kop markeert. Ga niet verder dan 3 genummerde niveaus en gebruik logisch aflopende lettergrootten (bijv. 16, 14 en 12pt). Koptitels moeten de lezer behulpzaam zijn bij de navigatie door de publicatie, haar of zijn nieuwsgierigheid naar de onderliggende tekst opwekken en zijn inhoud in cruciale trefwoorden representeren. In reeds ten behoeve van de inhoudsopgave als kop gemarkeerde regels, kan men trefwoorden niet nog eens voor de index markeren. Men moet dat trefwoord na de kop in de tekst laten terugkeren om het voor de index te kunnen markeren. Door een paragraaf te beginnen met de kop in andere woorden toe te lichten, wordt de leesbaarheid bevorderd. Dit is vooral gewenst, wanneer men de regel aanhoudt dat een kop nooit langer mag zijn dan één regel.
Titel
Naast de auteur en het jaartal is de titel het derde belangrijke trefwoord om een publicatie te kunnen terugvinden. We spreken hier opzettelijk van een trefwoord, al bestaat de titel van een publicatie meestal uit meer dan één woord. In deze bijdrage pleiten we voor trefwoorden die uit meer woorden zijn samengesteld, omdat het aantal vakpublicaties de afgelopen eeuw zodanig is gegroeid, dat een enkel woord naar teveel publicaties verwijst om goed te kunnen zoeken. Dat merk je duidelijk op het Internet. Toets het woord 'gebouw' in en je krijgt ca. 8000 sites om in te zoeken. Bij zoekmachines bestaat de mogelijkheid om woorden met de logische termen 'AND', 'OR', 'NOT' of 'NEAR' te verbinden. Het nadeel van enkelvoudige trefwoorden is, dat zij zelfs met zulke hulpmiddelen geen relaties tussen begrippen kunnen overdragen, terwijl dat de essentie is van een wetenschappelijk document. Zorg dus dat de belangrijkste relaties die de publicatie aan de orde stelt in de titel en de koppen en eventueel in begeleidend afbeeldingen herkenbaar zijn. Twee afbeeldingen naast elkaar kunnen vrijwel niet verbaal te benoemen ontwerprelaties door hun verschil of overeenkomst heel effectief overdragen. Vaak wordt met dat doel ook naar poëtische middelen en dubbelzinnig evocatief taal- of beeldgebruik gegrepen. Hoewel dat functioneel kan zijn, schiet het zijn doel voorbij als het niet aansluit op de vooronderstellingen van de potentiële lezer.
Choosing reference
words
Making a text retrievable begins by marking reference_words which touch on the very core of the matter in question and may at some point be chosen when carrying out a search. This must not be limited to substantive nouns. Names of places, persons, adjectives, verbs and even dates can often fulfil an excellent role when searching for a text or an image. Articles, conjunctions and prepositions must not be marked, unless these change the meaning of adjacently situated words significantly. Imagine that, in the text fragment below (Van Weeren, 2000[g]), the following reference words have been marked with a marker or by the word processor for the index:
‘If you ask a constructor what a hybrid bearing
construction is, then he will reply with definitions which have nothing to do
with the hybrid character of buildings. Because hybrid load bearing constructions are, according
to constructors' definitions, just load bearing constructions that include
different construction
systems or various materials.’
This provides the following register (using
the sort_function in the
word processor if required)
Construction systems
Load bearing constructions
Hybrid
Materials
The relationships between
these concepts can be partially expressed by rearranging the words and coupling
some groups to one reference word. A classical way of doing this is the hyphen (-), as used in ‘Zuid-Holland’. The hyphen also keeps the compiled
terms together during electronic selection in an index. This is different with
the concept of ‘hybrid load bearing construction’. These three words must be
considered as one concept with its own meaning, but are however separated in
case of alphabetical selection and than loose their meaning.
It is standard practice, in the world of computers
to replace spaces with an underscore (_):
hybrid_load_bearing_constructions. Due to this, reference words, which are of
no use as searching terms, are not split into three reference words when placed
in alphabetical order or when read by a computer:
Construction_systems
Hybrid_load_bearing_constructions
Materials
The question is,
will the term hybrid actually be used in order to make a search for the section
stated? If it is thought that the passage will more readily be sought using the
term ‘load bearing’ constructions, load bearing_construction_hybrid can also
be used.
Most of the relationships, which are attempted
to be conveyed using a scientific text or an image, are not actually
relationships within concepts or variables; they actually lie in between. These
relationships are seldom symmetrical: there is a primary active variable (independent_variable)
(x) and resulting from this a passive (dependant_variable) (y), an input and an
output, a cause and a consequence, but also a condition and a possibility
created through this, such as insulation and internal temperature, columns and
beams.
The colloquial language almost always establishes
such a relationship in the syntax of a sentence with an active_subject, (who or what does what?) a predicate, (what is being done?) and a passive direct_subject (who or
what undergoes the action?) In formal logic, such a sentence is abbreviated to
a sentence function: y(x). This can be interpreted as: y as an action of x.
This abbreviated representation is suitable for use as a reference word, when
the bracket is used
as a special syntactic coupling symbol and all spaces are omitted: direct_object(subject).
Van Weeren’s text can therefore be represented as follows:
Hybrid_load_bearing_constructions(construction_systems,materials)
This text does not relate to the action of
hybrid buildings (possibly in other aspects than constructive aspects). That
relationship would be as follows:
Construction_systems,materials(hybrid_load_bearing_constructions).
If both are to be considered (interaction) then this can be represented as follows:
Construction_systems, materials(hybrid_load_bearing_constructions(construction_systems,materials))
A representation of A as an action of B as an action of C, A(B(C)), A(B(A)) in this case, is known as ‘nesting’ in the world of computer programming.
‘Nested’ summaries
Van Weeren continues his text using an example
from the municipality of Zoetermeer.
'Hybrid
load bearing construction: furniture
mall Zoetermeer
The Furniture
mall in Zoetermeer can probably be called a hybrid building. The building is used for
three different functions:
basement parking,
large-scale shopping areas
above, and above this, residential
housing.
Coincidentally, here too, hybrid constructions are present, but they
have little to do with the fact that there are different functions in the
building. At the entrance,
in one singular detail different construction elements come together: a prefabricated concrete column,
a prefabricated concrete beam,
a steel beam and a
steel column with an special form, covered by a prefabricated floor, which in some areas is
extended with concrete floor segments which were poured on-site.
The fact that steel, on-site poured concrete and
prefabricated concrete are intermingled with each other has nothing to do with
the hybrid character of the building. This is just a consequence of
insufficient space
below the ceiling.
The (cheap!) prefabricated concrete construction system did not generate enough
space. Therefore an on-site change to an integrated steel beam in the floor was implemented. It
was also impossible to realise the required form of floor finish using (cheap)
prefabricated concrete; this however was possible using on-site poured
concrete.
|
||
|
||
|
Woonboulevard te Zoetermeer
in aanbouw, ingangspartij en detail |
|
Construction costs are a major factor for the design
especially with projects such as a furniture mall. This is even more so for the
load bearing structure. The floors are account for most of the cost within the
load bearing construction. An unbeatable alternative in the area of floors in
this situation is prefabricated
concrete hollow core slabs. These elements cost Dfl. 70.-- per m2 for a span of approx. 7m,
which was implemented in this case, with total construction costs of around
Dfl.2000.-- per m2. If a form cannot be constructed in one go, with this
material (rectangular slabs), then the special segments of the form are created
using on-site poured concrete.
This hybrid is cheaper
than opting for a total system which could be manufactured in the form
desired.'
This relatively compact text can be summarised
using 3 reference words. The actions within actions are made explicitly using
‘nesting’. See following section for <>.
Furniture_mall(parking,sales_area(furniture),housing,entrance(prefabricated<>on_site_pouring),(Zoetermeer))
Prefabricated(concrete(column,beam,floor(hollow_core_slabs,Dfl70/m2,steel(girder)).
On_site_poured(floor_segement(lack_of_space(ceiling<>floors),floor_finish_form),costs)
In architecture, a symbol which represents opposing_factors which are combined in the design is often required, such as hot-cold, dry-wet, internal-external, separating-combining. Opposing factors such as the first two can be summarised by the name of their variable (temperature, humidity level). The last two have no all-embracing name. In order to show that one variable is named using two opposing values, the mathematical symbols ‘less_than’ or ‘greater_than’ can be combined, external<>internal (comprehended as external versus internal) or connecting<>separated (comprehended as connecting versus separating)
If the following syntactically compiled reference word is obtained when one of the compiled terms is chosen (such as ‘roof form’), when using a search engine:
Column_position(function;ceiling_form<>roof_form(girders(concrete))(Sharoun,Philharmony,Berlin)
In this reference word a semi-colon is used
instead of a comma, as in a referencelist between
authors, for an assignment with more authors, in order to prevent the
‘function’ of the building from being seen as an ‘action of' the 'girders’:
construction and function are partially uncoupled. It is now known in which
context the word ‘roof form’ is being considered. The text below is also an
excerpt from Van Weeren’s article.
‘Uncoupling of
systems from building and load bearing construction Philharmonic Berlin’.
Sharoun designed an exceptionally special roof form
for the Berlin Philharmonic. At first sight it appears to be a fantastic
suspended roof construction. However in the large concert hall an equally
special ceiling has been designed, without a direct relationship to the form of
the roof. In fact the roofing construction is composed of concrete girders, of
which the topside follows the form of the roof exactly and whereby the
underside follows the form of the ceiling. This results in each beam having a
different form. The span size of each individual beam is determined by the
desired column position within the building’.
The last passage ‘span…. determined by the
desired column position’ indicates an inconsistency in the heading. Apparently,
on another scale level, the construction does become dependent on the function
as a partly active, independent variable. The syntax of the term column
position (function;..) shows this and places no emphasis on the heading, but on
the contents of the section. The complete first term up to ‘concrete’ is again
considered to be an action of Sharoun, Philharmonic and Berlin, in order to
refer potential readers to Van Weeren’s section using these reference words.
All of the, often vague, research proposals for
the Architectural Intervention are analysed in this way. Using the reference
words such a text could be more efficiently and concisely re-written and
contextually assessed. It could then be seen at a glance if too many, too few
or too complex (multiple nested) relationships are made and how operational they
are for research (computable, measurable). In the interim reports, which were analysed
in the same way, new relationships were involved in the research and others
were removed. One can also train oneself in making notes and making summaries
of the readings. In the future intelligent linguistic_databases will be created, which can comprehend ‘summaries’ such as these.
Besides this, the content of a record could be represented as follows:
Recordname(fieldname1(fieldcontents),fieldname2(fieldcontents)…)
If the title of an article is chosen as record
name, a possible reference is:
Hybrid_buildings_and_hybrid_load_bearing_constructions(author(Weeren,K.van),year(2000)…).
The most important area of application and also the reason to change to syntactically_compiled_reference_words is the problem of the retrievabliltiy of images.
The Internet is the
largest image_archive in
existence. The images are inexpensive, quickly retrievable from any location,
sometimes in motion (animated_GIF) and mostly in colour. Animated gifs are
excellent for placing transparencies over a
drawing in order to show alternating images: all of the locations remain at the
same place, therefore no-one has to overcome any locational comparability problems.
However internet images are coarse (the screen representation varies from 72
dots per inch (dpi) to extremely rough images (quick
loading thumbnails), or they cost too much download_time (for
high resolution images). The Saariste website[h]
for example gives numerous photos of historical architectural examples per
architect. High quality sharp photos can be ordered via the site. Many
architectural offices have a similar website[i]
from which simple images of their work can be downloaded directly from the web
(refer to source and web site!) and used in a word processor or a drawing
programme.
These coarse images
are only suitable for printing small images. Line drawings without filled
colour areas are often not very clear. It is possible to obtain drawings as CAD-files (DXF-format or otherwise) from the web[j].
This is not a raster file, but a line file with an unlimited zoom focus, which
can easily be edited personally. This is applied for example in the education
block Building and Environment of the Faculty of Architecture at Delft
University of Technology.
The Architecture Faculty building[k]
in Delft can be obtained from the web in layers for educational purposes. In
order to do this you need a special programme on your computer (a plug-in). The global map of the Netherlands can also
be downloaded in many layers and in various file formats without using a
plug-in, from the AI[l]
site. If you have access to a drawing programme such as CAD, Corel Draw or
Adobe Illustrator, this can be used to compile various layers, colour, cut out
details and if necessary reconvert into a raster file (bitmap) which can then be used in a
written report using a word processor.
Research shows that the Internet users become depressed due to the sheer volume. The main problem of this medium is the search function. The images are poorly documented, therefore difficult to retrieve using scientific image properties. Image recognition using colour and global composition is possible[m]; image recognition by means of architectural structure is still in its infancy[n]. The Interactive Image Archive is dealt with below in order to give insight into which image characteristics are of primary importance as reference words in order to enable image retrieval.
Image and image characteristics
The TU Delft’s Faculty of
Architecture has developed an Interactive Image Archive (IAAI), the purpose of which is to store
images using scientifical characteristics and in doing this making the images
retrievable for students, graduates and researchers of this faculty.
It comprises a de-central input programme and a
central programme for data processing and output to the Internet[o].
The 100 best documented and the 100 most consulted images are automatically
shown on the Internet site[p].
A committee chooses monthly the scientifically
or esthically best for a top ten which serves as a homepage. When one of these
images is clicked upon, an enlarged image appears with many reference words.
These reference words can be clicked on in order to show the images (small
images), which comply with that characteristic. These thumbnails are also
‘clickable’ which shows enlarged images with reference words etc. A similar
search system for images is also commercially applied elsewhere[q].
Not every image has an equally good provision of reference words. This is dependant on the individual effort of suppliers (students and researchers) at the time of input. The input programme is for Architecture students (ca. 3000) and staff (ca. 300) and can be downloaded from the stated website using every computer within the faculty. The image, to be entered from the computer, is shown and a series of questions are asked, which are scientifically relevant as image characteristics, from construction drawing to regional plan. Not all reference words are required to be filled in. Student number or log-in name, authors name, frame and grain (scale) are compulsory, and location, if possible. The date is automatically recorded. The Faculty of Architecture is considered as the copyright publisher and the place of publication is Delft. At the end, the opportunity is given to enter free, syntactically compiled reference words, possibly using simultaneously provided professors’ much used terminology or those of the Faculty library. The input programme sends the data to a personal server space of 50Mb, which is allocated, to each student and to the central data processor, which continually compiles the Internet page.
One of the most powerful search functions for
images in the IAAI is scale. Scale indications such as '1:1000’
are dependent on the paper format when determining what is readable. This is why for computer images the radius of
the ‘frame’ and the ‘grain’ of the image replace these usual
indications. The radius of the frame means the smallest circle described (from
the series 1,3,10,30…mm, m, or km, see pg Error! Bookmark not defined.)
which the image portrayed can contain in every direction or the largest
registered circle within the boundaries of the image. The radius of the grain
means the radius of a described circle (in the same series) that could in
reality contain the smallest_detail that is readable from the image. The relationship between grain
and frame determines whether the image concerns a contract_drawing (grain/frame = 0.001), a sketch_plan (0.01),
or a rough_draft (0.1).
When choosing grain and/or frame the search assignment can not only be limited
to construction drawings, architectural or urban development drawings from the
archive, but within this distinctions can be made between rough drafts, sketch
plans, final designs or contract drawings.
Location, concept and perspective
If during the input into the IAAI, geographical
co-ordinates or postcodes have
been entered, the location is automatically mapped on the Internet site. A
location on the map of the Netherlands can then be clicked on, in the IAAI
website. The output programme then shows every entered project situated at this
location. In time this map can be ‘filled’ with three-dimensional CAD drawings,
which can be zoomed in upon, into the actual rooms. In this way within a few
years the Netherlands will be virtually transformed by the designers of the 21st
century into a sort of flight simulator scenery.
Some locations are popular for many projects
resulting in an overlap of designs in this landscape. The total image must then
be limited to a specific future perspective. For example one may only wish to
view designs which are intended for the context of shrinking European Economy,
a steering national government, a traditionally orientated local culture, etc.
The input required for this per image, must place the image in one context (everything which falls outside the framework and structure) and
in a future perspective. (See diagram on page Error! Bookmark not defined.)
This is not only important for such selections
in futuristic spectacular computer applications; it also has crucial functions
for the utilisation and supply of an image_archive. When nothing is known about the context and
the perspective in which an image has been placed, then the external_effects (function) cannot be assessed, it is taken out of
context and mostly of no other use than inspiration. A design may fit in and
function in a particular context, and not in another. The image supplier,
usually the designer, is therefore requested during the input programme to
enter the intended functional period for the image portrayed (plan_horizon) and which perspectives per scale level it
provides as probable_future[r] (see
page Error! Bookmark not defined.).
This awareness appears to have a high educational value and aids the systematic
creation of a graduation thesis. If on the other hand the user or the assessor
has totally different perspectives regarding the probable future then this does
not automatically mean that this will be judged as a poor assessment, if the
designer has explicitly stated his perspectives. In turn, the assessor is
challenged, to make future presuppositions explicit and to compare this with
what the designer or researcher had in mind outside the design. Subsequently it
can be assessed as to whether the design in various perspectives of various
assessors holds its ground or not, therefore allowing the ‘solidity’ to be determined for various scenarios.
Images are sought in order to gain information.
Various actors in the construction process want to be able to read various effects (environmental,
ecological, technical, economical, cultural and administrative) using the
design drawing. Images are sought in which these effects are ‘readable’. The majority of effects are only readable
within a specific context and in a well-described perspective.
Only when questions regarding this have been
answered, questions can be asked regarding the effects, which in that specific
context and from that perspective can be read from the drawing or the image. In
the input programme of the IAAI once more the diagram on page Error!
Bookmark not defined.
is used. Which effects are precisely readable is not asked, but of which nature (environmental, ecological, technical, economical, cultural,
administrative) and scale (1,3,10,30…. mm, m, km) their action is.
Distinction is made between intended_effects and unintended_effects. The intended effects are desired by definition, they contain (if present) the programme. The unintended effects may be desirable and undesirable. The unintended effects cannot all play a role in the designing, however the image producer can involve them in the accountability of his design in retrospect. It is evidence of a scientific interest only to specify by scale and nature in advance, even though they do not yet play a role in the designing. The awareness of such effects is important when choosing participants in the construction process and for references during research.
Voor teksten en beelden geldt dat zij pas wetenschappelijke status hebben wanneer zij actief zijn blootgesteld aan het mogelijk weerleggende oordeel van deskundigen buiten eigen kring (referenten). Dit vooronderstelt in elk geval beoordeelbaarheid, waarbij weer terugzoekbaarheid is voorondersteld. Bij beelden die op enig tijdstip een mogelijke toekomst pretenderen (ontwerpen) is deze beoordeelbaarheid een probleem dat deels wordt opgelost door explicitering van context, perspectief en afleesbare effecten bij het aangeboden (toekomst)beeld. De ontwerper dient actief op zoek te gaan naar kritische referenten. Wie niet geïnteresseerd is in kritiek, is niet geschikt voor de wetenschap. Voor de student is dat de docent of onderzoeker die voor een bepaald vakgebied als beoordelaar door zijn aanstelling is erkend, eventueel binnen de eigen Faculteit. Voor de universitaire onderzoeker is dat iemand buiten de eigen universiteit. Tot op heden zorgen redacties van gerenommeerde tijdschriften of uitgevers voor zo'n beoordeling (peer_review). Met de opkomst van het Internet ontstaan Internet-tijdschriften[s] die zich slechts van gewone websites onderscheiden door een georganiseerde peer-review.
Een publicatie met wetenschappelijke ambities is herkenbaar aan de terugzoekbaarheid van referenten. Voor referenten is de terugzoekbaarheid van alle aspecten van een onderzoek, teksten, beelden, referenties (dat is iets anders dan referenten) voorwaarde.
[a] Elling, R., B. Andeweg, J.
de Jong en C. Swankhuisen (1994),
Rapportagetechniek. Schrijven voor lezers met weinig tijd. Wolters-Noordhoff,
Groningen. Praktische adviezen voor het schrijven van rapporten, haalbaarheidsstudies,
procedures etc., speciaal ontwikkeld voor studenten aan technische en bedrijfsgerichte
opleidingen.
[b] Blokzijl e.a. (1999), Schriftelijk rapporteren voor Bouwkunde.
Opgavenboekje. Dictatenverkoop WTM, TU Delft.
[d] Excelbestanden kunnen in
tekstbestanden (.txt) met tabs worden omgezet en als zodanig in vrijwel alle
databaseprogramma's worden 'geïmporteerd'. Endnote vergt alleen toevoeging van
een regel met het woord '*Generic ' aan het begin van zo'n tekstbestand.
[e] Op de Faculteit Bouwkunde
TUD is zo'n lijst van ca. 1300 titels die in het onderwijs (ook in de eerste
jaren) gebruikt worden, beschikbaar met soms wel 100 'Keywords' per titel.
[f] In een als tekstbestand
(.txt) opgeslagen database worden de velden gewoonlijk met tabs gescheiden, elk
record begint op een nieuwe regel.
[g] Weeren, K. van (1999)
Hybride gebouwen en hybride draagconstructies in: Duin, L. van; Wegen, H. van
(1999) Hybrides. Stedelijke Architectuur tussen centrum en periferie (Delft)
DUP
[r] It is requested that within the plan horizon and per scale level the
environmental (concentration<>deconcentration), ecological
(homogenous<>heteregenous), technical(combination<>specialisation),
economic(shrinking<>expanding), cultural(tradition<>experimentally
directed) and administrative (directive<>following) perspectives are
specified. They are noted as syntactically compiled reference words.
[s] Bijvoorbeeld DRIM …