1         Flora’s voor beginners

Taeke de Jong 2003-01-03 met dank aan Lodewijk van Duuren

 

Op het gebied van planten determineren zal ik wel altijd een beginner blijven, hoeveel flora’s ik mij in de loop der jaren ook heb aangeschaft. Ik geef hier, gefascineerd door hun variatie in systematiek, een overzicht van mijn ervaring tot nu toe met die vrij willekeurige en verre van volledige verzameling.

De ‘Jeugdflora(Breda & Breda 1977) was de flora waaruit ik, allang volwassen, het meest in één keer geleerd heb. Daarin staan 69 planten getekend en beschreven die je overal tegenkomt. Ze staan alfabetisch op Nederlandse naam per soort op twee bladzijden: links de toelichting, rechts een tekening. Iedereen zou ze moeten kennen. Een kleine flora met meer algemene Nederlandse soorten voorkomt dat je als beginner met een standaardwerk allerlei soorten denkt te vinden waarvan het onwaarschijnlijk is dat je ze ter plaatse vindt. Nadeel is weer dat je veel niét kunt terugvinden.

De ‘Prisma Plantengids(Kelle & Sturm 1980) waarvan wij de glasheldere tekeningen in ons kwartaalblad mogen gebruiken is met zijn ca. 600 soorten een goede opvolger. Het boekje is verdeeld in landplanten, zoetwater- en oeverplanten en planten van de zeekust en de Waddeneilanden, nader ingedeeld naar groeiwijze en kleur. Het bevat bovendien korte hoofdstukjes over ecotopen, knoppen, paddestoelen, plantengemeenschappen, beschermde en giftige planten.

 

 

 

Figuur 1(Breda & Breda 1977), (Kelle & Sturm 1980), (Garms & Eigener 1977)

Figuur 2 (Margulis, Schwartz et al. 1994), (Tudge 2000)

 

 

Het andere draagbare uiterste met ca. 30 soorten per twee intelligent in drie delen opgemaakte bladzijden is de ‘Dieren- en plantengids van Europa(Garms & Eigener 1977). Die gids is weinig groter is dan de jeugdflora, maar binnen dat kleine bestek worden het record van 2175 planten en 1433 dieren afgebeeld en toegelicht. Een wonder van informatiedichtheid dus. Al kom je het meeste nooit tegen, toch is het een handzaam boekje omdat wat je met elkaar kunt verwarren per familie op één bladzijde staat, vergeleken in een tabel met direkt waarneembare gegevens als hoogte, bloeitijd en bijzondere kenmerken. Het is bovendien onderverdeeld in 7 levensgemeenschappen: Bos, Heide (veen, toendra en steppe), Binnenwateren, Zee en strand, Velden en weiden, Akker (tuin, park) en Gebergten. Dat voorkomt dus dat je in Zoetermeer Alpenbloemen denkt te vinden. Je hebt eigenlijk 7 kleine flora’s in één. Ik weet alleen niet altijd in welke levensgemeenschap ik zit en er zijn veel planten die bij de één genoemd staan, maar ook in andere voorkomen. Dan brengt de magistrale index van ruim 40 vierkoloms bladzijden uitkomst. Garms en Eigener zijn zo verstandig geweest de index van Latijnse en Nederlandse namen niet te splitsen en de namen van families op te nemen die op iedere bladzijde ook nog eens een korte toelichting hebben.

 

Deze gids heeft bovendien een prachtige inleiding op de taxonomie: het hele planten- en dierenrijk is in een aantal evolutionaire stambomen met afbeeldingen per familie grondig samengevat! De verbeelde inzichten zijn verhelderend maar uiteraard wat verouderd. Dat bleek toen ik afgelopen jaar ‘The variety of life(Tudge 2000) kocht. Daarin staat de afstamming van planten en dieren met afbeeldingen volgens de nieuwste inzichten in stambomen afgebeeld. ‘The illustrated five kingdoms, a guide to the diversity of life on earth(Margulis, Schwartz et al. 1994) is lang niet zo systematisch en blijkt bij Tudge geciteerd alweer verouderd, maar geeft wel tekeningen waarbij je je op een onbekende planeet waant. Voor de planten schijnt Lanjouw zonder tekeningen álle families te noemen (Lanjouw 1968).

1.1        De standaardflora’s

Er is geen wetenschap zo in beweging als de taxonomie. De bezitters van de al 100 jaar veelvuldig herdrukte en nu meest gezaghebbende ‘Heukels’ flora van Nederand’ met alle ca. 1500 Nederlandse wilde planten hebben dat ervaren. Ik heb nog een exemplaar uit 1915 (Heukels 1915), niet de echte driedelige. Toen die van 1996 uitkwam (Meijden 1996) bleek de naar families genummerde indeling naar nieuwere taxonomische (evolutionaire) inzichten weer eens - nu ingrijpend - te zijn veranderd. Tot verdriet van velen veranderde daarmee ook de naamgeving van veel planten. Dat zal gezien Tudge nog wel eens gebeuren (eenzaadlobbigen lijken toch ouder dan tweezaadlobbigen, die moeten dan voorin). Toch is dit de flora voor professionals met determinatiesleutels waarin ik altijd vastloop. Heukels’ lijkt het van de oude ondragelijk dikke Heimans en Thijsse (Heimans, Heinsius et al. 1956) te hebben gewonnen. Deze staat ook vol determinatiesleutels, maar is veel gezelliger met breedsprakiger familiebeschrij­vingen en altijd een plaatje bij het praatje. Bovendien staan er ook sierpanten, paddestoelen en insecten in. Bij deze klassieke standaardwerken horen ook de oude kleine ‘Zakflora’ (Suringar 1903) en de ‘Flora en fauna’ (Besemer & Wijk 1948) waarin ook mossen, paddestoelen, wieren en het dierenrijk in 50 tabellen worden gedetermineerd met de eenzaadlobbigen al voorop! En natuurlijk de ‘Flora Neerlandica(Weevers, Danser et al. 1956), in talrijke delen.

 

 

 

Figuur 3 (Heukels 1915), (Meijden 1996)

Figuur 4 (Heimans, Heinsius et al. 1956)

 

 

 

Gelukkig bestaat er van Heukels’ flora een electronische versie (Meijden 1999) met de meest fantastische afbeeldingen en foto’s. Je hele determinatieproces wordt gedocumenteerd, je kunt dus teruggaan naar waar het fout ging. Als je iets niet weet wordt elke vergeten term met een hyperlink uitgelegd. Het systeem is niet beveiligd, zodat je de afbeeldingen kunt downloaden. Er zijn foto’s en tekeningen, waaronder prachtige, meer dan 100 jaar oude, die hopelijk geen auteursrechten meer hebben, want die gebruik ik in dit blad om excursies te documenteren (zie bijvoorbeeld Kwartaalbericht 38, blz. 4 en verder). Bovendien is de spreiding van elke soort in Nederland in een atlas op te zoeken en omgekeerd kan per kilometerhok een lijst worden opgeroepen van soorten die daar gevonden zijn.

 

 

 

 

Figuur 5 Een menu uit (Meijden 1999)

Figuur 6 Een menu uit (Marijnissen & Mol 1998)

 

 

Toch gebruik ik als leek liever de electronische flora van Marijnissen met hetzelfde materiaal (Marijnissen & Mol 1998), omdat je daarin je selectie kunt maken door op een direkt aansprekend plaatje te klikken. Er zijn tientallen menu’s (zie Figuur 6 en Figuur 7) die bij aanklikken meteen het aantal planten weergeven die aan het aangeklikte kenmerk voldoen. Door meer kenmerken te kiezen slinkt het aantal mogelijke soorten snel en dat is stimulerend. Als je denkt dat je het aantal voldoende beperkt hebt, kun je door op het getal te klikken een lijst oproepen waarin de overblijvende soorten op alfabet aanklikbaar zijn en vervolgens uitgebreid beschreven staan met meestal meer dan één foto. De foto’s zijn goed beveiligd, maar je kunt een diavoorstelling samenstellen om ze te repeteren. De toelichtingen op vergeten termen worden ook nog eens hardop voorgelezen als je dat wilt.

 

ecotoop

groeivorm

blad

boeiwijze

bloem

vrucht

stengel

wortel

zoutwaterkust

duin
veenmoeras
zoetwater(oever)
weide, grasland, rivierdijk, hooiland
bosrand
bos
 heiden, venen, vennen
akker
berm, spoordijk
park, plantsoen, tuin
bestrating, muur

waterplant

grasachtig
kruid
struik
boom
klimplant
bladloze, wortelloze parasiet






enkelvoudig (zie Figuur 6)

samengesteld
rand
top
nervatuur
stand
voet
schede
steel

zittend
gesteeld

kleur
meeldraden
kroonbaden
bloemdek
stijlen
stempels
onderdelen
vergroeid
symmetrie
bloeivorm
geslacht
kelk-kroon
bloeimaand

stand
type

richting
oppervlak
hol-massief
doorsnede
takstand







vorm
levensduur

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 7 Selectiemogelijkheden in de interactieve flora (Marijnissen & Mol 1998)

 

 

 

 

 

 

 

 

De lijst van Figuur 7 geeft aan dat je planten op verschillende manieren kunt rangschikken. Het mooist zou een flora zijn, die alleen de soorten weergeeft bloeiend in het gebied en de maand waarin je verkeert. Dat zou een hoop geblader schelen. Zo zijn er flora’s voor Amsterdam (Denters, Ruesink et al. 1994), Den Haag (Mol 1985) of de Noordoostpolder (Bremer 1992) en er is een flora die de planten in volgorde van bloeitijd behandelt (Phillips & Stumpel-Rienks 1978). Een combinatie van beide typen ken ik niet. In onze Zoetermeerse flora met 549 plaatselijke soorten (Liefde, Jong et al. 1996) die bij het Kwartaalblad nr 12 werd verzonden is zo’n poging gedaan door telkens op de linker bladzijde de vroege en op de rechter de late bloeiers te vermelden. In de lente kijk je daarin links en in de nazomer rechts. De hoofdindeling was echter naar bladvorm en vervolgens naar kleur. Dat gaf een betrekkelijk regelmatige spreiding van gemiddeld 5 soorten van één blad-kleur combinatie per bladzijde. Met deze flora kon ik dan ook veel planten razendsnel op naam brengen, al misten er veel afbeeldingen omdat de auteursrechten ons parten speelden.

 

 

 

 

Figuur 8 (Meijden 1999), (Marijnissen & Mol 1998)

Figuur 9 (Phillips & Stumpel-Rienks 1978), (Liefde, Jong et al. 1996)

Figuur 10 (Husstege 1997)

 

 

 

De bladvorm is een onderschat determinatiekenmerk, vooral buiten het bloeiseizoen. Ik ken één andere flora die daarop is ingedeeld, zij het eerst per kleur (Husstege 1997) en dan per bladvorm, aan de rand van de bladzijde afgebeeld. Er zijn wat te veel bladvormen. Toch vind ik met deze flora van ca. 800 soorten mijn planten nog altijd het snelst. Als ik de kleur en de bladvorm eenmaal heb vastgesteld, resten er meestal niet meer dan 3 badzijden van 2 à 3 soorten elk, waaruit ik kan kiezen.

1.2        Flora’s naar kleur

Een indeling van flora’s in kleur is populair. De A4-formaat ‘Grote plantengids op kleur(Blamey 1998) is een boek met 1800 aquarellen, ca. 30 per twee bladzijden. Het boek begint met het toelichten van plantenfamilies met ca. 10 aquarellen per familie. Dat is mooi om de families te repeteren. Vervolgens zijn er 13 bladzijden waarop telkens een landschap met ca. 20 soorten zijn getekend. Dat is mooi om landschappen te repeteren. In de rest van het boek komt voor 12 kleuren telkens elke relevante familie aan de orde. Hoewel ik vaak gefascineerd door die wat eenkleurige bladzijden blader, gebruik ik deze flora zelden, omdat ik per kleur toch nog lang moet zoeken. Daarbij helpt de indeling in families niet, zoals Husstege mij binnen elke kleur door de indeling naar bladvorm wél snel naar een beperkt aantal soorten leidt. Bovendien is het onderscheid van 12 kleuren zo specifiek, dat je bij twijfel (roze, lila of paars?) verschillende kleuren moet doorbladeren.

 

Figuur 11 (Blamey 1998)

Figuur 12 (Aichele & Schwegler 1987), (Aichele & Schwegler 1986)

Figuur 13 (Stefenelli 1979)

 

 

 

Bloemen in bos en veld(Aichele & Schwegler 1987) heb ik daarentegen na de Jeugdflora onderweg heel veel gebruikt. Dit is een klein boekje met 480 soorten in 5 kleuren en per kleur loopt het aantal bloemblaadjes op. Dat is handig! Het is een kleine variant op het beduidend zwaarder uitgevoerde ‘Wild flowers of Britain and Europe’ (Aichele & Schwegler 1986) met 700 soorten, maar minder mooie foto’s. Tussen beide gaf het oudere ‘Wat bloeit daar?’ (Kosch & Muller ?) met 600 soorten een eigenzinnig systeem per kleur ingedeeld naar planten van ‘beschaduwde gronden (vaak vochtig)’, ‘open gronden (vaak droog)’, ‘vochtige open gronden’, ‘waterplanten’ en ‘niet in Nederland voorkomende planten’, binnen deze categorieën uitgewerkt met uitgelijnde tabellen waarin bloeitijd, bloeiwijze, bloembouw, bladvorm, hoogte en ‘bijzonderheden’ tot definitieve determinatie leiden.

 

Tussen de talloze alpenflora’s valt de beperkte ‘Bergbloemengids(Stefenelli 1979) op door een bij elke plant herhaald schema met direkt aansprekende ikonen (zie Figuur 14).

 

 

 

Figuur 14 Het Schema van Stefenelli (Stefenelli 1979), toegelicht voor zover niet vanzelfsprekend.

 

 

Daarin zijn vrijwel alle eigenschappen van planten visueel aangegeven en voor zover op de soort op die bladzijde van toepassing, ingekleurd. Op een losse bladwijzer is de verklaring der tekens kort weergegeven en in de inleiding meer uitgebreid. Het knappe is, dat elk kenmerk in weinig, maar wel duidelijk te onderscheiden categorieën is verdeeld. Zo zijn er maar 5 bladsoorten, maar die zijn dan ook ondubbelzinnig te onderscheiden. Ik droom van een zakcomputer met dit patent van Stefanelli als toetsenbord. Het is misschien een suggestie voor de electronische flora van Marijnissen: alle menu’s beperkt tot enkele categorieën, maar wel in één schema!

1.3        Flora’s naar familie

De meeste flora’s groeperen de soorten in families. Omdat de taxonomie door moleculair onderzoek steeds nieuwe inzichten omtrent de evolutie van planten moet verwerken (Tudge 2000), is de volgorde telkens een beetje anders. Ik houd de nummering van (Meijden 1996) aan en schrijf ze in die flora’s erbij om snel in Heukels’ te kunnen verifiëren en daar weer de juiste bladzijde in de formidabele vijfdelige ‘Nederlandse Oecologische Flora’ te kunnen vinden. Die staat bij elke soort in Heukels’ genoemd. In Figuur 15 heb ik ze erbij geschreven. Daaruit blijkt wel hoe de inzichten in 10 jaar kunnen veranderen (of verschillen).

 

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Deel 5

WOLFSKLAUWEN

01 Wolfsklauwfamilie

02 Biesvarenfamilie

 

PAARDESTAARTEN

03 Paardestaartenfamilie

 

VARENS

04 Addertongfamilie

05 Koningsvarenfamilie

09 Adelaarsvarenfamilie

10 Moerasvarenfamilie

11 Streepvarenfamilie

12 Wijfjesvarenfamilie

13 Niervarenfamilie

14 Dubbellooffamilie

08 Eikvarenfamilie

06 Pilvarenfamilie

15 Kroosvarenfamilie

 

NAALDBOMEN

16 Dennenfamilie

17 Cypresfamille

18 Taxusfamilie

 

BLOEMPLANTEN

TWEEZAADLOBBIGEN

51 Wllgenfamilie

32 Gagelfamilie

34 Berkenfamilie

34 Hazelaarfamilie

52 Kruisbloemenfamilie

63 Rozenfamilie

64 Vlinderbloemenfam.

88 Ooievaarsbekfam.

79 Vlasfamilie

90 Balsemienfamilie

74 Hulstfamilie

73 Kardinaalsmutsfam.

77 Wegedoomfamilie

78 Wijnstokfamilie

44 Lindefamilie

45 Kaasjeskruidfamilie

68 Peperboompjesfam.

65 Duindoornfamilie

43 Hertshooifamilie

48 Viooltjesfamilie

47 Zonneroosjesfarnilie

42 GlaskroosFamilie

50 Komkommerfamilie

67 Kattenstaartfamilie

69 Teunisbioemfamilie

66 Vederkruidfamilie

106 Lidstengfamilie

70 Kornoeljefamilie

91 Klimopfamilie

92 Schermbloemenf.

 

87 Klaverzuringfamilie

76 Wolfsmelkfamilie

86 Vieugeltjesbloemf.

83 Esdoomfamilie

56 Wintergroenfamilie

55 Heidefamilie

54 Kraaiheifamilie

58 Sieutelbloemfamilie

41 Strandkruidfamilie

109 Olijffamilie

93 Gentiaanfamilie

100 Watergentiaanfam.

95 Maagdenpalmfamilie

96 Zijdeplantfamilie

114 Sterbladigenfamille

99 Warkruidfamilie

98 Windefamilie

103 Ruwbladigenfamilie

104 IJzerhardfamilie

107 Sterrenkroosfamilie

105 Lipbloemenfamille

97 Nachtschadefamilie

94 Buddlejafamilie

110 Helmkruidfamilie

111 Bremraapfamilie

112 Blaasjeskruidfam.

108 Weegbreefamilie

115 Kamperfoeliefam.

116 Muskuskruidfamille

117 Valeriaanfamilie

118 Kaardebolfamilie

 

113 Klokjesfamilie

119 Composietenfam.

 

EENZAADLOBBIGEN

121 Waterweegbreef.

120 Zwanebloemfamilie

122 Waterkaardefamilie

123 Scheuchzeriafam.

124 Zoutgrasfamilie

125 Fonteinkruidfamilie

127 Nimfkruidfamilie

138 Leliefamilie

138 Narcissenfamilie

139 Lissenfamilie

132 Russenfamilie

134 Grassenfamilie

130 Aronskelkfamilie

131 Eendekroosfamilie

135 Egelskopfamilie

136 Lisdoddenfamilie

133 Cypergrassenfam.

140 Orchideenfamilie

 

Volledig register

over alle delen

 

33 Napjesdragersfamilie

27 Iepenfamilie

28 Hennepfamilie

30 Brandnetelfamilie

71 Sandelhoutfamilie

 

72 Vogellijmfamilie

19 Pijpbloemfamilie

40 Duizendknoopfam.

36 Ganzevoetfamilie

 

37 Amarantenfamilie

38 Posteleinfamilie

39 Anjerfamilie

20 Waterleliefamilie

 

21 Hoornbladfamlie

22 Ranonkelfamilie

23 Berberisfamilie

24 Papaverfamilie

 

53 Resedafamilie

46 Zonnedauwfamilie

61 Vetplantenfamilie

62 Steenbreekfamilie

 

Figuur 15 (Weeda, Westra et al. 1985; Weeda, Westra et al. 1987; Weeda, Westra et al. 1988; Weeda, Westra et al. 1991; Weeda, Westra et al. 1994), inhoud met familienummering uit Heukel’s flora 1996

 

 

 

 

 

Ik bespreek de overige volgens families ingedeelde flora’s in volgorde van het aantal soorten dat zij beschrijven. Eerst is er voor leken de ‘Basisgids flora en fauna’ van Natuurmonumenten met 200 plantensoorten (Natuurmonumenten 1997). Dit geplastificeerde meeneemboekje behandelt een selectie van soorten vogels, planten, bomen, paddestoelen, zoogdieren, insecten, vlinders, amfibieën, reptielen en vissen in Nederland per bladzijde met mooie foto’s en een uitgebreide toelichting per soort.

De handzame ‘Grote natuurgids(Lohmann 1997) is iets dergelijks met 250 plantensoorten, 159 vogels en ongeveer 400 insecten, maar op deze drie delen geeft dit boek bovendien telkens een biologische inleiding van 20 à 30 bladzijden die de moeite waard is. De foto’s zijn onovertroffen mooi en duidelijk. Hij was ooit te koop in een witte boekwinkel met een geweldige prijs/prestatie verhouding, maar later heb ik hem ook in de gewone boekwinkel gezien. Dan is er ‘Wilde bloemen van Europa(Forey 1993) met 450 plantensoorten in een ringband en een sleutel voorin.

 

 

 

Figuur 16 (Natuurmonumenten 1997), (Lohmann 1997), (Forey 1993)

Figuur 17 (Press, Sutton et al. 1996), (Ursing 1975)

 

 

Uit de serie veldgidsen voor de natuurliefhebber van Readers Digest (vogels, wilde planten, paddestoelen, bomen en struiken, vissen en andere waterdieren, zoogdieren en andere landdieren, vlinders en andere insecten) is er een dik liggend A5-boek ‘Wilde planten van West- en midden-Europa’ met prachtige, zeer complete natuurlijke tekeningen van planten in hun direkte omgeving, details en een foto van de wijdere omgeving van 550 soorten om lekker thuis te kijken en te lezen (Press, Sutton et al. 1996). De ‘Nieuwe flora in kleur(Christiansen & Anthon 1965) telt 667 soorten met een sleutel naar vindplaats en kleur. De ‘Elseviers Plantengids(Ursing 1975) telt 900 soorten met een sleutel voorin.

 

 

 

Figuur 18 (Fitter & Attenborough 1988), (Fitter, Fitter et al. 1997)

Figuur 19 (Vedel & Lange 1974), (Edlin 1979), (Johnson 1975)

 

 

Wilde bloemen(Fitter & Attenborough 1988) is een hoofdstuk apart. Dit is een van mijn favorieten met zijn 1100 afbeeldingen, 20 per 2 bladzijden en korte toelichtende teksten per tekening waarin dank zij de coderingen op het binnenkaft tekens een onwaarschijnlijke hoeveelheid gegevens is samengevat. Als je de families globaal op volgorde kent is het gemakkelijk zoeken omdat er veel afbeeldingen op één bladzijde staan. Dat is echter niet alles, het is een biologieboek waarvan het overzicht van soorten slechts één deel is. Het wordt voorafgegaan door een deel over de evolutie van wilde bloemen en afgesloten met een deel over de natuurlijke historie van wilde planten. Dat deel beslaat met 140 bladzijden bijna de helft van het boekje. Het behandelt telkens op één fraai geïllustreerde bladzijde een onderwerp betreffende zaden, stengels, bladen, wortels, interacties, voorplanting en groei. Ik heb er twee exemplaren van: één in de auto en één thuis. Fitter heeft met een andere Fitter en Blamey nog een flora op zijn naam staan (Fitter & Fitter 1978) met meer dan 1450 plantensoorten, ca. 10 per 2 bladzijden (toelichting links en prachtige tekeningen rechts) maar daarvan heb ik alleen de Franse uitgave (Fitter, Fitter et al. 1997).

1.4        Speciale flora’s

De mooiste bomengids vind ik ‘Bomen en struiken in bos en veld(Vedel & Lange 1974) zie Figuur 19, omdat daarin de houttoepassingen en de geschiedenis van de bossen prachtig geïllustreerd beschreven staan, maar er zijn tal van andere bomengidsen zoals ‘Kijk op bomen(Edlin 1979) en het kloeke ‘Bomen boek’ (Johnson 1975) met een ten geleide van de heer Boom, dendroloog .

 

 

 

Figuur 20 (Phillips & Stumpel-Rienks 1990)

Figuur 21 (Sikula & Stolfa 1974), (Hubbard 1972), (Aichele & Schwegler 2002)

 

 

Grassen, varens, mossen en korstmossen worden in de flora’s vaak overgeslagen, maar een selectie is op ware grootte fotografisch afgebeeld in ‘Grassen, varens, mossen en korstmossen(Phillips & Stumpel-Rienks 1990). Wie meer van grassen wil weten kan beginnen met Elseviers gids van de grassen (Sikula & Stolfa 1974), daarin zijn ca. 80 soorten beschreven. De ‘Grassentabel’ (Meijden, Brand et al. 1980) telt met slechts 33 badzijden ca. 175 soorten. ‘Vegetatieve herkenning van onze graslandplanten’ (Kruijne & Vries 1949) kijkt met 219 soorten iets breder dan grassen met een sleutel die de nadruk legt op stengel en bladeren. ‘Grasses(Hubbard 1972) is met zijn ca.155 grassen een klassieker. Vervolgens zijn ruim 400 grassen, russen, biezen en zeggen in de ‘Grassengids(Aichele & Schwegler 2002) toegankelijk gemaakt met een prachtige geïllustreerde determineertabel van 19 badzijden. ‘Grasses, sedges, rushes and ferns’ (Fitter, Fitter et al. 1984) telt met zijn 420 soorten ook wolfsklauwen, paardestaarten en varens.

 

 

 

Figuur 22 (Aptroot & Herk 1994), (Streble & Krauter 1988)

Figuur 23 (Genderen, Schoonhoven et al. 1996), (Grime, Hodgson et al. 1990)

 

 

Wie meer van mossen wil weten moet http://www.knnvuitgeverij.nl raadplegen, al staat ‘De Nederlandse bladmossen(Touw & Rubers 1989) daar niet meer bij. Wie meer van korstmossen wil weten kan er 126 nazoeken in de ‘Veldgids korstmossen(Aptroot & Herk 1994). Het zijn samenlevingsvormen van algen en schimmels. Sommige algen zijn planten en wie daarover meer wil weten kan niet om ‘Das Leben im Wassertropfen(Streble & Krauter 1988) heen, een verbijsterende verzameling tekeningen van microscopisch leven. De andere waterflora, bijvoorbeeld vertegenwoordigd in speciale lijsten voor krans- en draadwieren sla ik over, daar ben ik nog niet aan toe, en paddestoelen horen gelukkig niet meer bij het plantenrijk, want dan was ik nog wel even bezig.

 

De chemie van planten wordt per familie beschreven in de ‘Chemisch-ecologische flora van Nederland en België(Genderen, Schoonhoven et al. 1996). De ecologische overlevingsstrategie  (snelgroeiende ruderals, langzamer kapitaalbouwende competitors en met weinig tevreden stress-tolerators) van 281 plantensoorten met afbeelding staat beschreven in ‘The abridged comparative plant ecology(Grime, Hodgson et al. 1990), uittreksel van een veel groter werk. De eerder besproken magistrale vijfdelige ‘Nederlandse Oecologische Flora(Weeda, Westra et al. 1985; Weeda, Westra et al. 1987; Weeda, Westra et al. 1988; Weeda, Westra et al. 1991; Weeda, Westra et al. 1994) van Figuur 15 biedt een complete monografie per soort. Daarin ontbreken echter nog veel milieukenmerken en ecologische kenmerken zoals die van Grime.

 

 

 

Figuur 24 (Koster 1993), (Chinery 2001)

Figuur 25 (Dahl & Thygesen 1975), (Veltman & Veltman 1974)

 

 

Voor groenbeheerders van de stadsnatuur heeft Arie Koster het ‘Vademecum wilde planten(Koster 1993) geschreven. Het heeft een overzicht ca. 530 stedelijke soorten met beschrijvingen die veel over milieu en beheer zeggen en bijbehorende kleurenfoto’s (helaas verzameld in een volgend hoofdstuk). De sleutel bestaat uit een hoofdsleutel (paardenstaarten, varens, waterplanten, bies- en grasachtigen, klimplanten, bloemen in hoofdjes, bloemkroon losbladig of vergroeid en moeilijk te determineren planten) die verwijst naar 26 uitgelijnde herkenningstabellen waarvan de ingang per familie anders kan zijn. Ik heb er nog niet mee gewerkt, maar het ziet er veel overzichtelijker uit dan de klassieke sleutels waarin elke gemaakte fout terugbladeren vergt. Ten slotte is er een hoofdstuk over beheergroepen zoals pionier-, grasland-, ruigte-, bos-, verlandings-, oever- en watervegetaties.

 

Dieren en Planten in de tuin(Chinery 2001) behandelt naast gewervelden en ongewervelden ongeveer 150 wilde planten inclusief mossen en korstmossen, in dezelfde lay-out als (Aichele & Schwegler 1987). ‘Ziekte en schade in de tuin(Dahl & Thygesen 1975) behandelt 313 ziekten en heelmeesters van tuinplanten. Dat het gehate zevenblad eetbaar is, leerde ik uit ‘Eetbare gewassen(Veltman & Veltman 1974), een boekje met veel eenvoudige, mooie tekeningen. Als je dat boekje moet geloven kun je van het onkruid in je tuin leven. Honderd gecultiveerde groenten die je bij de groentenman kunt kopen staan beschreven in ‘Groenten(Tronickova & Krejcova 1993), ongeveer 200 geneeskrachtige en giftige planten in ‘Geneeskrachtige en giftige planten(Rudt 1973). In deze categorie is echter zoveel verschenen, dat ik hier ernstig tekort schiet.

 

 

 

Figuur 26 (Tronickova & Krejcova 1993), (Rudt 1973)

Figuur 27 (Oudemans 1995)

 

 

Aan de geneeskunde danken wij overigens de eerste flora van Nederland. Prof. Dr. C.A.J.A. Oudemans, geneesheer, farmacoloog, Rector Magnificus van de Universiteit van Amsterdam, hoogleraar botanie in Groningen, maakte tussen 1859-1862 de ‘Flora van Nederland’. Deze flora met ingekleurde tekeningen is opnieuw uitgegeven (Oudemans 1995). De volgorde is niet altijd te volgen, de taxonomie speelde kennelijk zo kort na Darwin nog geen doorslaggevende rol, maar veel planten die op elkaar lijken zijn naast elkaar getekend. Dat maakt deze flora nu nog leerzaam.

 

Hoewel het geen flora is, wil ik toch de aandacht vestigen op ‘Plantenrijk(Schroevers & Hengst 1986), een verhelderende ecologie van België en Nederland met talloze erg mooie foto’s van gewone planten. Van deze uitgave heb ik veel plantensoorten leren kennen doordat ze weer eens vanuit hun geografische omgeving werden beschreven. Het oudere standaardwerk van geografische ecologie is natuurlijk het driedelige ‘Wilde Planten’ (Westhoff, Bakker et al. 1974a; Westhoff, Bakker et al. 1974b; Westhoff, Bakker et al. 1973).

 

 

1 Duinen en zilte gronden

2 Het lage land

3 Hogere gronden

Figuur 28 (Schroevers & Hengst 1986)

Figuur 29 (Westhoff, Bakker et al. 1974a), (Westhoff, Bakker et al. 1974b), (Westhoff, Bakker et al. 1973)

 

 

 

 

 

1.5        Conclusie

Aan de indrukwekkende serie van de KNNV (http://www.knnvuitgeverij.nl) ben ik nog niet toegekomen. De ‘Veldgids Nederlandse flora(Eggelte 2000?) heb ik maar even in handen gehad, maar ik heb hem nog niet gekocht omdat ik al zoveel flora’s heb.

 

Het is duidelijk dat de ideale flora voor beginners nog niet bestaat, maar een electronische flora komt er dichtbij zodra je hem in het veld kunt meenemen. Voor ecologisch inzicht moeten daar de andere organismen en hun eigenschappen bij betrokken worden. De Nederandse Oecologische Flora doet dat nog niet volledig. Gegevens zijn er echter voorlopig genoeg, en wel digitaal. Die heeft Lodewijk van Duuren bij het CBS in de loop der jaren verzameld. Hij heeft voor ons al eerder een lezing gegeven over electronische bronnen (zie Kwartaalblad 23, blz. 18). Zijn imposante werk ‘Biobase’ staat op CD-ROM en is voor weinig geld bij het CBS te koop (Duuren 1997). Hierin zijn niet alleen alle wilde planten van Nederland met talloze eigenschappen te vinden, maar bijna álle levende have van ons land. Daaruit heb ik een groot aantal gegevens over planten geselecteerd en in een Excel-bestand gezet, zodat gelijktijdig op elke eigenschap met het Excel-filter geselecteerd kan worden. Dit bestand is downloadable van http://www.bk.tudelft.nl/urbanism/TEAM/Databases. Sommige gegevens ontbreken nog (aantal stampers, stempels, meeldraden, kroon- en kelkbladen), maar als ik die heb ingevuld kunnen mijn studenten aan de planten het milieu herkennen waarin zij moeten bouwen.

Een site die toegang geeft tot alles wat leeft is http://www.omne-vivum.com. Van daaruit word je met talloze links verder geholpen.

 

Besproken flora’s

Aichele & Schwegler (1987) Bloemen in bos en veld. (Baarn) Thieme.

Aichele & Schwegler (2002) Grassengids. (Baarn) Tirion Uitgevers bv.

Aichele, D.R. & H.A. Schwegler (1986) Wild flowers of Britain and Europe. (London) Hamlyn.

Aptroot, A. & K.v. Herk (1994) Veldgids Korstmossen. (Utrecht) KNNV.

Besemer, A.F.H. & R.v.d. Wijk (1948) Flora en fauna. (Amsterdam) Uitgeverij bij G.W. Breughel.

Blamey, M. (1998) Grote plantengids op kleur. (Baarn) Tirion.

Breda, C.v. & A.v. Breda (1977) Jeugdflora. (Amsterdam) Ploegsma.

Bremer (1992) Wilde planten en dieren in de Noordoostpolder. (Emmeloord) Instituut voor Natuurbeschermingseducatie (I.V.N.) afdeling Noordoostpolder.

Chinery, M. (2001) Dieren en planten in de tuin. (Baarn) Tirion.

Christiansen, M.S. & H. Anthon (1965) Nieuwe flora in kleur. (Amsterdam) Moussault's Uitgeverij NV.

Dahl, M.H. & T.B. Thygesen (1975) Ziekte en schade in de tuin. (Antwerpen) Standaard Uitgeverij.

Denters, T., R. Ruesink, et al. (1994) Van muurbloem tot straatmadelief; Wilde planten in en om Amsterdam. (Utrecht) KNNV Uitgeverij.

Duuren, L.v. (1997) Biobase 1997; Register biodiversiteit CBS.

Edlin, H. (1979) Kijk op bomen. (Ede) Zomer & Keuning Boeken B.V.

Eggelte, H. (2000?) Veldgids Nederlandse flora. (Utrecht) Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV).

Fitter, A. & D. Attenborough (1988) Wilde Bloemen. (Baarn) Thieme.

Fitter, R. & A. Fitter (1978) The wild flowers of Britain and Northern Europe. (London) Collins.

Fitter, R., A. Fitter, et al. (1997) Guide des fleurs sauvages. (Lausanne) Delachaux en Niestlé.

Fitter, R., A. Fitter, et al. (1984) Grasses, sedges, rushes and ferns. (London) Collins.

Forey, P. (1993) Wilde bloemen van Europa. (Baarn) Thieme.

Garms, H. & W. Eigener (1977) Dieren- en Plantengids van Europa. (Amsterdam / Brussel) Elsevier.

Genderen, H.v., L.M. Schoonhoven, et al. (1996) Chemisch-ecologische flora van Nederland en België. (Utrecht) KNNV-Uitgeverij.

Grime, J.P., J.G. Hodgson, et al. (1990) The abridged comparative plant ecology. (London) Unwin Hyman Ltd.

Heimans, E., H.W. Heinsius, et al. (1956) Geïllustreerde flora van Nederland. (Amsterdam Djakarta) W. Versluys N.V.

Heukels, H. (1915) Geïllustreerde schoolflora voor Nederland. (Groningen) P. Noordhoff.

Hubbard, C.E. (1972) Grasses. (Harmondsworth, Middlesex) Penguin Books Inc.

Husstege, G. (1997) Wilde Bloemen. (Houten) Van Reemst Uitgeverij.

Johnson, H. (1975) Het Bomen boek. (Wageningen) Zomer & Keuning.

Kelle, A. & H. Sturm (1980) Prisma Plantengids. (Utrecht/Antwerpen) Uitgeverij Het Spectrum.

Kosch, A. & J.R. Muller (?) Wat bloeit daar? (Zuthphen) N.V. W.J. Thieme & Cie.

Koster, A. (1993) Vademecum wilde planten. (Haarlem) Schuyt en Co Uitgevers en Importeurs.

Kruijne, A.A. & D.M.d. Vries (1949) Vegetatieve herkenning van onze graslandplanten. (Wageningen) H. Veenman & zonen N.V.

Lanjouw, J., Ed. (1968) Compendium van de Pteridophyta en Spermatophyta A. Oosthoek's Uitgeversmaatschappij NV.

Liefde, W.d., T.d. Jong, et al. (1996) Wilde planten in Zoetermeer, ingedeeld naar bladvorm. (Zoetermeer) KNNV Zoetermeer/MESO.

Lohmann, M. (1997) De grote Natuurgids. (Aartselaar Belgie) De Zuidnederlandse Uitgeverij N.V.

Margulis, L., K. Schwartz, et al. (1994) The illustrated Five Kingdoms; A guide to the diversity of life on earth. (New York) Harper Collins College Publishers.

Marijnissen, J.W.M. & I. Mol (1998) De Interactieve flora van Nederland en Vlaanderen; Alles over de Nederlandse en Vlaamse wilde planten Nova Zembla (Nijmegen) Malmberg, Universiteit van Nijmegen, VNU Interactieve Media BV.

Meijden, R.v.d., Ed. (1996) Heukels' Flora van Nederland. (Groningen) Wolters-Noordhoff.

Meijden, R.v.d., Ed. (1999) Heukels' Interactieve Flora van Nederland  (Groningen, Leiden) Wolters- Noordhoff BV; Biodiversity Center of ETI, Rijksherbarium, Natuur en Techniek, Kosmos-Z&K Uitgevers.

Meijden, R.v.d., M. Brand, et al. (1980) Grassentabel. (Leiden) Rijksherbarium.

Mol, J. (1985) De wilde flora van de Hofstad. (Den Haag) Agemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's-Gravenhage en omgeving.

Natuurmonumenten (1997) Basisgids flora en fauna van Nederland. (Baarn) Tirion Uitgevers B.V.

Oudemans, C.A.J.A. (1995) De flora van Nederland. (Aphen aan den Rijn) Atrium/Icob bv.

Phillips, R. & S.E. Stumpel-Rienks (1978) Wilde Bloemen. (Utrecht, Antwerpen) Het Spectrum.

Phillips, R. & S.E. Stumpel-Rienks (1990) Grassen, varens, mossen en korstmossen. (Utrecht, Antwerpen) Het Spectrum.

Press, J.R., D.A. Sutton, et al. (1996) Wilde planten van West- en Midden-Europa. (Amsterdam) Uitgeversmaatschappij The Reader's Digest N.V.

Rudt, U. (1973) Geneeskrachtige en giftige planten. (Zutphen) Thieme.

Schroevers, W. & J.d. Hengst (1986) Plantenrijk. Wilde planten in hun landschap. (Alphen aan den Rijn) Atrium.

Sikula, J. & V. Stolfa (1974) Elseviers gids van de grassen. Beschrijvingen van de meest voorkomende soorten in Nederland en Belgie. (Amsterdam/Brussel) Elsevier.

Stefenelli, S. (1979) Bergbloemengids Pyreneeën, Centraal Massief, Alpen, Apennijnen. (Kapellen/Den Haag) Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel / Zuidgroep B.V.

Streble, H. & D. Krauter (1988) Das Leben im Wassertropfen. Mikroflora und Mikrofauna des Süsswassers. Ein Bestimmungsbuch. (Stuttgart) Franckh-Kosmos Verlags.

Suringar, W.F.R. (1903) Zakflora. (Groningen) J.B. Wolters.

Touw, A. & W.V. Rubers (1989) De Nederlandse Bladmossen. (Utrecht) Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging.

Tronickova, E. & Krejcova (1993) Groenten. (Lisse) Rebo Productions.

Tudge, C. (2000) The variety of life. (Oxford) Oxford University Press.

Ursing, B. (1975) Elseviers plantengids. (Amsterdam Brussel) Elsevier.

Vedel, H. & J. Lange (1974) Bomen en struiken in bos en veld. (Baarn Antwerpen) Moussault's Uitgeverij  Standaard Uitgeverij.

Veltman, J.J.M. & L.M.M. Veltman (1974) Eetbare gewassen. (Utrecht/Antwerpen) Uitgeverij Het Spectrum.

Weeda, E.J., R. Westra, et al. (1985) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties 1. (Hilversum Rijswijk) IVN VARA VEWIN.

Weeda, E.J., R. Westra, et al. (1987) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties 2. (Hilversum Rijswijk) IVN VARA VEWIN.

Weeda, E.J., R. Westra, et al. (1988) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties 3. (Hilversum Rijswijk) IVN VARA VEWIN.

Weeda, E.J., R. Westra, et al. (1991) Nederlandse Oecologische Flora, Wilde planten en hun relaties 4. (Amsterdam) IVN VARA VEWIN.

Weeda, E.J., R. Westra, et al. (1994) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties 5. (Hilversum Rijswijk) IVN VARA VEWIN.

Weevers, T., B.H. Danser, et al., Eds. (1956) Flora Neerlandica. Flora van Nederland. (Amsterdam) Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging.

Westhoff, V., P.A. Bakker, et al. (1974a) Wilde Planten Deel 1 Vereniging tot behoud van natuurmonumenten.

Westhoff, V., P.A. Bakker, et al. (1974b) Wilde Planten Deel 2 Vereniging tot behoud van natuurmonumenten.

Westhoff, V., P.A. Bakker, et al. (1973) Wilde Planten Deel 3 Vereniging tot behoud van natuurmonumenten.