Advies MER AWZI Harnaschpolder aan Belangenvereniging Harnaschpolder Prof.dr.ir. Taeke M. de Jong, Stichting MESO te Zoetermeer 16 februari 2000 |
|
De zuivering
van afvalwater voor anderhalf miljoen vervuilingseenheden is reeds technisch en
economisch geen gemakkelijke opgave. De verantwoordelijke instantie, het
Hoogheemraadschap Delfland, heeft weinig tijd meer en dus weinig behoefte om
risico's te lopen door eventueel nieuwe denkbeelden vanuit andere
gezichtshoeken. Het zal zich daarom in haar visie op alternatieven beperken tot
enkele varianten van de technisch nu meest zekere oplossingen binnen haar
economische mogelijkheden en planhorizon. Het daaruitvoortvloeiende programma
van eisen, 35ha LBAS of ULBAS in een compacte vorm bijééngebracht op een gegeven
locatie, is in het MER niet meer ter discussie. Met deze trechtering tot één
alternatief met detailvarianten blijft reeds in de startnotitie weinig te
beoordelen over, een uitgangspunt waarmee de Commissie voor de m.e.r. kennelijk
is accoord gegaan. De m.e.r. verliest daardoor echter haar oorspronkelijk
ecologische, culturele en bestuurlijke doel.
Door
deze sterke reductie van vrijheidsgraden voor publieke oordeelsvorming, zijn
naast de in de startnotitie belichte uitgangspunten, onuitgesproken vooronderstellingen
op de achtergrond onbelicht gebleven en aanvaard, die op zijn minst
twijfelachtig zijn.
Zo wordt er in het MER bijvoorbeeld impliciet, als vanzelfsprekend, van
uitgegaan:
·
dat voor een zeer lange periode, flexibiliteit van de
installatie ten aanzien van toekomstige ruimtelijke, ecologische, technologische,
economische, culturele en bestuurlijke inzichten en ontwikkelingen, buiten
beschouwing kan blijven.
Hiermee zijn
waarschijnlijk belangrijke ecologisch-technologische alternatieven buiten beeld
gebleven, zoals bestrijding aan de bron, hergebruik, meervoudig ruimtegebruik,
stikstof- en fosfor-intensieve teelten en viskweek[a],
gevoed met tussenprodukten uit het reinigingsproces langs de proceslijn of
zelfs in zee. Verder ontbreekt nu (maar dat is geen uitzondering) een voor elke
effectanalyse onmisbare beschrijving van verschillende contexten en
perspectieven, bijvoorbeeld in
technologische zin: welke afvalwaterreinigingssystemen zijn er gedurende de
looptijd van het project denkbaar, welke energievoorziening? Met name het
octrooi van AKZO dat binnen 10 jaar een reductie van de prijs van
photovoltaïsche stroom uit zonlicht met een factor 8 belooft, blijft daardoor
in het MER buiten beeld.
Onkritisch
geconfronteerd met deze goedwillende, maar eenzijdig civieltechnische
inzichten, wees kennelijk de provincie zonder navraag, als was het een
civieltechnisch noodlot, een locatie aan voor 'integrale ontwikkeling'. Deze
term geeft dus precies aan wat niet zal gebeuren. Hiermee wordt vervolgens de
weg voor kaalslag, monofunctioneel inrichten en ruimtelijke isolatie met water
en groensingels van de Harnaschpolder vrijgemaakt. De isolatie van het gebied
wordt in het MER met 'landschappelijke inpassing' aangeduid.
De Gemeente
Schipluiden mag nu deelnemen aan het overleg voor het precies vaststellen van
de terreingrenzen (met een keuzemarge van 55m aan één zijde) en de hoofdlijnen
van een 'terreinlogistiek' voor alternatieven die nauwelijks verschillen, met
effecten die haar nauwelijks aangaan. Gezien het beperkt aantal in beschouwing
genomen bepalende factoren, kan men door lineair programmeren voorspellen op
welke optima dit overleg uitkomt. Het betrekken van de gemeente bij deze
alternatieven komt daarmee neer op civieltechnisch basisonderwijs voor
gemeente-ambtenaren. Dit wordt vastgelegd in een convenant tussen Rijk, Provincie,
Gemeente en Hoogheemraadschap.
De
overblijvende marginale alternatieven worden vervolgens na enkele in de
m.e.r.-procedure vastgelegde schijnbewegingen van maatschappelijke
betrokkenheid, door DHV in een lucratief MER van 3 kg uitgemeten op een voor
velen moeilijk beoordeelbare wijze. In feite heeft de m.e.r.-procedure zijn
grootste nut als een ingenieursadvies aan de initiatiefnemer. De belangengroep
Harnaschpolder mag vervolgens een hoogleraar twee uur laten lezen en een uur
laten schrijven om dit achteraf te kunnen constateren. Aangezien dit geen
kortsluiting met collega's betreffende kwesties van procedure en duurzaamheid
toelaat, beperk ik mij hier tot adviezen die uitsluitend vanuit de technische
ecologie geïnspireerd zijn. Het volgende advies bestaat uit drie aanbevelingen
en een aantal vragen die men de initiatiefnemer, het bevoegd gezag, de Cm.e.r.
of de wetgever zou kunnen stellen.
1. Suggereer
van niemand ook maar de minste kwaadwilligheid. Ga ervan uit dat alle partijen
zich met de beste bedoelingen, ijverig, elk binnen de beperkingen van zijn
opdracht, alert en consciëntieus van hun taak hebben gekweten. De
initiatiefnemer heeft vrijwillig tot een m.e.r. besloten, alle procedures zijn
naar behoren doorlopen en er ligt nu een degelijk rapport waarmee hij - en in
de toekomst 1,5mln vervuilingseenheden - binnen de gangbare vooronderstellingen
omtrent de toekomst uit de voeten kunnen.
2. Stel
binnen deze randvoorwaarde zo hard en duidelijk mogelijk kritische vragen
omtrent uitgangspunten en onuitgesproken vooronderstellingen en blijf dat doen
tot het antwoord ieder duidelijk is. Laat het verwijt van ondeskundigheid en de
valse schaamte daarover links liggen, ga veeleer uit van beperktheid van
deskundigheid aan de andere zijde, zonder de waardering voor die
specialistische deskundigheid op zichzelf te verliezen. Stel ook vragen die
misschien voor deze m.e.r.-procedure geen effect meer hebben, zij kunnen immers
in volgende m.e.r.-procedures groot effect hebben. Zo is de locatiekeuze nu
waarschijnlijk geen onderwerp van bestuurlijke discussie meer, maar gezien de
implementatie van Europese richtlijnen in de nabije toekomst wel. Het
streekplan wordt m.e.r.plichtig. Misschien kan daarop vooruitgelopen worden.
3. Eis
publicatie van deze antwoorden na toezending en beoordeling van het antwoord
door de vragenstellers, eis ook publicatie van dit oordeel. Beoordeel de
voorgestelde antwoorden op creativiteit en voorstellingsvermogen bij minder
gangbare vooronderstellingen omtrent toekomstige ruimtelijke, ecologische,
technische, economische, culturele en bestuurlijke ontwikkelingen. Hieronder
zijn een aantal van zulke vragen uitgewerkt.
4. Gesteld
dat het milieubeleid in de toekomst meer nadruk legt op bestrijding aan de bron
(bijvoorbeeld denitrificatie aan huis), is de voorgestelde capaciteit dan nodig
of gemakkelijk aan te passen aan meer structuur-ecologische doelstellingen voor
de open ruimte tussen Den Haag en Delft?
5. Gesteld
dat het milieubeleid in de toekomst meer nadruk legt op effect. Kunnen de
gelden die nu besteed worden aan het nitraat- en fosfaatvrij houden van de
Noordzee dan beter besteed worden aan het schoonmaken van het water van
Delfland? Hoe speelt de stikstofbalans van de Noordzee in deze afweging mee,
gezien de overbevissing van (het onttrekken van stikstofhoudend eiwit aan) de
Noordzee?
6. Is
het onmogelijk aan rioolwater nuttige verbindingen te onttrekken inplaats van
bijvoorbeeld zuivere stikstof aan de lucht prijs te geven wanneer elders
daaraan met groot energieverlies en financiële offers stikstof ten behoeve van
de kunstmestproductie weer wordt onttrokken? Hoe speelt in deze afweging het
schrijnend mineralentekort in de agrarische derde wereld een rol?
7. Het
energiegebruik speelt in het MER een belangrijke rol. Dit kan echter bij de
huidige ontwikkeling van de olieprijs en de perspectieven van zonne-energie[b]
binnen afzienbare tijd (ruim binnen de looptijd van het project) geen
milieuprobleem meer zijn. Spelen de energiekosten van bijvoorbeeld het
transport van in- en effluent dan nog een rol in een afwegingen van milieu en
logistieke lay-out in de ruimte?
8. Waarom
is een compacte lay-out in zulke perspectieven nog noodzakelijk, zeker wanneer
een meer langwerpige lay-out mogelijkheden biedt voor meervoudig ruimtegebruik
en integratie met:
8.1.
wegtracees, onbenutte ruimte bij lussen van afslagen van de
weg, hun geluid- en geurzones;
8.2.
de reeds bestudeerde tracees voor het effluent;
8.3.
doelstellingen voor natuur en landbouw, door stikstof- en
fosfaat-intensieve teelten?
9. Waarom
wordt de reservering voor gebouwen (vastgoedontwikkeling) niet meteen gebruikt
voor:
9.1.
architectonische verrijking aan de stadszijde;
9.2.
geluid- en zichtwering tegen weg en AWZI?
[a] Vis, met name karper, is een onderschatte potentiële sluitsteen in de stikstofkringloop. Men moet daarbij niet alleen denken aan menselijke consumptie, maar ook aan zijn potentie als grondstof voor veevoer.
[b] Op Nederland inclusief Continentaal Plat valt bijna evenveel zonne-energie als wat door de hele wereldeconomie wordt verbruikt. Het octrooi van AKZO kan tot een prijsdoorbraak leiden